Ons Voorgeslacht – september/oktober 2021

Voorwoord 75 jarig jubileum (door J. Commissie, p. 377-378).

Lijst van ereleden van Ons Voorgeslacht (door S. Buit, p. 379).

Lijfrenten als bron voor genealogisch onderzoek (door R.A. van der Spiegel, p. 380-386).

Dordtse lijfrenten als genealogische bron (door K. Sigmond, p. 387-391).

De Utrechtse lijfrenteregisters (door D. Verhoef, p. 392-396).

De landbezitters in IJsselstein van rond 1600 tot 1832 – registers bij de kaart van 1738 (door B. Kemp, p. 397-400).

De uitgifte van percelen in de Nieuwstad van Heusden (door H. van Engen, p. 401-405).

Bisschoppelijke visitaties in het Land van Heusden en omstreken in 1571 (door R. van den Heuvel, p. 406-409).

Het familiegeld van Aalburg, Almkerk en Andel van 1674 (door A.J. Stasse, p. 410-412).

Over een gulle gever met een rode tabberd aan en de Heilige Geest – Informatie roerende de Verdronken Waert 1521-1523 (door V. Wikaart, p. 413-417).

Tiendkopers en hun borgen (door K. van Schaik, p. 418-420).

De handschriftgenealogieën van Aernout van Buchel (door E. van Mourik, p. 421-425).

De 'lange boekjes' van Cornelis Booth (door M.J. Bok, p. 426-430).

Digitalisering van archieven in het bijzonder van charters en zegels (door B. Ibelings, p. 431-435).

Ad Fontes – naar de bronnen – van het vroegste zegel van Nieuwpoort – een uniek asymmetrisch stadszegel (door R. Kappers, p. 436-440).

Dringend verzoek om vrijheid! (door W. de Graaf-Valk, p. 441-444).

De leenkamer van het huis Giessenburg- Een reconstructie (door L. van der Hoeven, p. 445-450).

Uitkopers van dienstplicht in Gorinchem (door R. van Dijk, p. 451-454).

Het Duitse Huis (door B. van Dooren, p. 455-458).

Impost op het trouwen en begraven Kedichem 1703-1797 (door G.J. van Rookhuijzen, p. 459-463).

Klapper op de rechterlijke en notariële archieven van Zuid-Holland van P.W. Paludanus (door W.T. Molema-Smitshoek, p. 464-466).

1,25 miljoen index-kaartjes notarieel Noord-Holland (door P. Hoogerbrugge, p. 467-469).

Amsterdamse slaven in Barbarije (1684) (door B. Lems, p. 470-473).

De grafelijke rekeningen van de tocht van de heer van Oostervant naar Friesland 1397-1399 (door J.F. Wendte, p. 474-478).

Het belang van necrologia bij onderzoek naar adellijke families in de middeleeuwen (door B. de Keijzer, p. 479-482).

Het Repertorium Germanicum – Een onvermoede genealogische bron (door F.J.W. van Kan, p. 483-487).

Het kerkarchief van Rijswijk (ZH) (door R. Poortier, p. 488-491).

Twee bronnen voor genealogisch onderzoek Vlaardingen, Maassluis (door H.J. Luth-Mulders, p. 492-497).

Het Stuurmansmerk als ID Wetgeving m.b.t. het vangen van haring en het belang van het stuurmansmerk (door B. Sonneveld, p. 498-502).

Een voorbeeld van memoriecultuur in de nadagen van de Republiek (door M. Lansbergen, p. 503-507).

Heerlijkheidsarchieven als genealogische bron (door K.A. Reuvers, p. 508-512).

Het belang van voogdijregisters (door M. van der Tas, p. 513-518).

Bezittingen van het Heiligegeesthuis te Rotterdam en van het gasthuis te Schiedam- Twee kaartboeken van Jan Jansz. Potter uit 1571 en 1572 (door H. Berghuis, p. 519-526).

Kohieren van slagturven (door S.A.L. de Ridder, p. 527-531).

Polderrekeningen als secundaire genealogische bron (door M. Roest, p. 532-536).

Aantekening van hoornbeesten te Zoeterwoude in 1634 (door T. van der Vorm, p. 537-542).

Het rechterlijk archief van Lisse – Een bron met verrassingen (door F. Angevaare, p. 543-546).

Terug naar het begraafboek (door M.S. Azn, p. 547-551).

Zoekend naar doodsoorzaken (door A. de Vries, p. 552-557).